Scholieren van het Hageveld College uit Heemstede uit debatteren op 1 april tijdens het UNICEF Kinderrechten Debattoernooi in het Stedelijk Gymnasium in Arnhem. Met ruim 300 deelnemers is dit het grootste debattoernooi voor jonge middelbare scholieren in Nederland. De winnende teams mogen op 15 september in debat met Tweede Kamerleden in de Ridderzaal in Den Haag tijdens Kleine Prinsjesdag. Ook wordt op 1 april de nieuwe Koning(in) van de Jeugd uitgeroepen. Dat is de leerling die het beste kan speechen.
“Tijdens dit debat leren kinderen over hun rechten en oefenen ze met hun recht om hun mening te uiten”, zegt Sasja Bökkerink, hoofd Kinderrechten van UNICEF Nederland. Aan het UNICEF Kinderrechten Debattoernooi nemen 58 debatteams van scholen uit heel Nederland deel. Ze debatteren over onderwerpen die voor kinderen van belang zijn, zoals een verbod op vrijwilligerstoerisme met kinderen in het buitenland en de rechten van gevluchte kinderen in opvangcentra in binnen- en buitenland. Een jury bestaande uit tientallen getrainde vrijwilligers van UNICEF en het Nederlands Debat Instituut kiest de acht debatteams die door mogen. De winnende teams krijgen debattrainingen aangeboden in voorbereiding op het debat in de Ridderzaal op 15 september.
De 17-jarige Wiam Abdelnour werd vorig jaar gekozen tot Koningin van de Jeugd. Zij droeg tijdens Kleine Prinsjesdag haar troonrede voor en was het hele jaar bijzonder actief om aandacht te vragen voor de positie van kinderen. Haar focus lag op het bespreekbaar maken van discriminatie, ook bij politici. “Als je als jongere wordt gediscrimineerd, heb je het gevoel dat je buitenspel wordt gezet. Dat mag niet gebeuren in Nederland”, aldus Wiam. Zij is op 1 april jurylid bij de verkiezing van de nieuwe Koning(in) van de Jeugd.
Kinderen hebben het recht hun mening te geven, dat is vastgelegd in het Kinderrechtenverdrag. Het UNICEF Kinderrechten Debattoernooi wordt elk jaar georganiseerd, in samenwerking met de Stichting Nederlands Debat Instituut. Het doel is kinderen bewust te maken van hun recht op participatie en te leren over kinderrechten, zodat zij daar beter voor kunnen opkomen.