Buchenwald

Het was mei 1990, een half jaar na de val van de Berlijnse Muur. Een schoolexcursie naar de Duitse Democratische Republiek, die op dat moment tijdens Die Wende de wonden aan het likken was van het totalitaire communistische bewind. We bezochten Leipzig, waar de kogelgaten van WO II nog in de muren zaten. Weimar, een prachtig stadje met het Goethe en Schillerhuis, het toppunt van de Duitse literatuur in de Romantiek.  
De volgende dag was minder romantisch en literair. Onze bus stopte in voormalig concentratiekamp Buchenwald, verstopt in de diepe bossen en afgesloten van de buitenwereld.
Het was opeens stil in de bus. Mijn maag keerde om bij het zien van dit voormalig concentratiekamp. Alles was nog precies zo gelaten zoals het was. We hadden allen ineens een akelig gevoel en stapten zwijgend uit. Je kon de angst en verschrikkingen die hier hadden plaatsgevonden tot op het bot voelen.

We kregen een rondleiding en uitleg. Gouden tanden en kronen van de lijken die door de mensen uit het kamp werden getrokken voor de nazi’s. Haar dat werd afgeknipt voor de vilt- en textielindustrie. Dat de meeste slachtoffers gestorven zijn door uitputting, ziekte of honger in deze vreselijke erbarmelijke omstandigheden. De wind huilde over de vlakte, nabij de voormalige verbrandingsovens, waar de lijken werden verbrand. Het was of ik de mensen nog hoorde schreeuwen en gillen. Een sinister en huiverend gevoel bekroop me. Een paar klasgenoten werden onwel en moesten overgeven. Dat mensen dit elkaar kunnen aandoen, ben je dan nog wel mens? Geschokt en zwijgzaam stapten we weer in de bus. Dit mag nooit weer gebeuren en nooit vergeten worden.

Bart Jonker