Postbode interviewt vluchteling

In het voorbije jaar hebben zowel Inge van Eijk (De Postbode) als Kahled Sara (gevlucht uit Syrië) wekelijks columns voor de Heemsteder verzorgd. Beiden gaven de lezers een kijkje in hun bestaan, dat nogal van elkaar verschilt. Maar minder dan u denkt: Kahled kreeg de mogelijkheid via Vluchtelingenwerk Nederlands te leren. En laat Inge nu, naast haar baan als postbode, als vrijwillige taalcoach actief zijn. Er blijken meer ‘links’ tussen de twee te bestaan. De redactie vroeg hen elkaar te interviewen. Een mooi ‘slotstuk’ op hun werk als columnist voor deze krant.
(Redactie)

Inge: Waarom zijn jullie weggegaan uit Syrië? Khaled: Ik was journalist bij de nationale pers, tot ik ontvoerd werd door een militante groepering. Mannen met geweren, die me blinddoekten en urenlang ondervroegen. Ik had geluk; zij waren niet de meest extremistische groep, en ze hebben me weer laten gaan. Maar als ik niet stopte met schrijven, zouden ze me weten te vinden, zeiden ze. Toen ben ik gevlucht. Mijn vrouw en onze twee dochters kwamen anderhalf jaar later, en nu wonen we alweer vijftien maanden in Bennebroek.
Inge: En hoe ervaren jullie het leven in Nederland? Khaled: In het begin was het moeilijk natuurlijk. Onze flat kijkt uit op de school van onze kinderen, en ik weet nog goed hoe ik de eerste maanden vanuit het raam onze kleine Sara, toen net vier, op dat schoolplein zag staan, tijdens het buiten spelen. Alleen. Ze kon niet meedoen, ze verstond de andere kinderen niet. Ik heb staan huilen. Gelukkig heeft ze nu veel vriendinnetjes en vriendjes.
Inge: Jullie heten toch ook Sara van jullie achternaam? Dan heet jullie dochter dus Sara Sara? Khaled: Nee, ‘Khaled Sara’ was mijn pseudoniem als columnist. En dat heb ik gekozen vanwege onze Sara. Ik heet Khaled Mahmoud. Inge: Jij bent volgens mij vrij westers in je denkbeelden. Hebben jullie hier veel last gehad van een ‘cultuurschok? Khaled: Ikzelf heb mijn hele leven in Damascus gewoond. Daar zijn mensen niet traditioneel. Mijn moeder is nu 72, maar geeft bijvoorbeeld mannen gewoon een hand. Maar mijn vrouw komt juist uit een klein dorpje. Zij is heel anders opgevoed. Als er een man bij ons thuis komt en haar een hand wil geven, is ze soms zo verlegen met de situatie dat ze hem maar een hand geeft. Maar het liefst doet ze dat niet. En ze draagt buitenshuis een hoofddoek. Ikzelf ben daar niet voor. Het helpt haar niet. Maar ik moet het respecteren.

Inge: Ik begrijp het wel, dat je niet zomaar je ‘goede opvoeding’ overboord wilt gooien. Het is natuurlijk allemaal al moeilijk genoeg hier. Vooral de taal, lijkt me. Je kunt je gevoelens niet uiten in het Nederlands, je kunt geen grapjes maken, je kunt alleen maar ongevéér zeggen wat je bedoelt. Hoe moet je zo je Nederlandse medemens laten weten wie jij bent? Khaled: Dat is soms frustrerend, ja. Daarom werk ik ook hard aan mijn Nederlands. Mijn eerste columns heb ik in het Engels ingestuurd, en die zijn door de eindredactrice van de Heemsteder in het Nederlands vertaald, maar de laatste heb ik in het Nederlands geschreven. Die zijn alleen gecorrigeerd, door een vriendin van ons, Ingrid. Omdat zij mij goed kende, begreep ze wat ik wilde zeggen. Inge: Ik vind het hoe dan ook ontzettend knap. Khaled: Dank je wel. Ik vond jouw columns ook altijd goed. Heb je vaker geschreven? Inge: Nee, maar ik wil in de toekomst wel gaan schrijven, alleen dan wetenschappelijk. Ik heb oorspronkelijk Engels gestudeerd, maar ik doe nu al jaren onderzoek op het vlak van oude culturen en oude religie. Dat onderzoek was voor mij tot een paar maanden geleden ook de reden om te denken dat ik geen tijd had om taalcoach voor een vluchteling te worden. Khaled: Maar je bent wél taalcoach, toch? Inge: Ja, sinds september; ik voelde me gewoon te schuldig. En ik moet zeggen, ik doe het met ontzettend veel plezier. Ik krijg regelmatig door mijn taalmaatje interessante baksels voorgeschoteld, ik heb een paar woorden Arabisch geleerd, en ik schrijf van achteren naar voren in ons schriftje. Dat wil zeggen, nu wel; in het begin draaide ik de hele tijd dat schriftje weer ‘goed’ zonder dat ik er zelf erg in had. En dan was ik later heel verbaasd en zat mijn taalmaatje hard te lachen. Ze gaat gelukkig erg vooruit. En ik ga haar ook nog leren fietsen, want dat wil ze graag. Kan jouw vrouw wél fietsen? Khaled: Ja, dat wel. Wij kunnen alleen geen van tweeën zwemmen. Dat doet onze oudste nu al beter dan wij, net als Nederlands spreken. Wij staan wél op de lijst voor zwemles. Weer een nieuwe uitdaging, zij het niet zo’n grote als de columns voor de Heemsteder. Ik wil trouwens nog graag zeggen dat ik de Heemsteder heel dankbaar ben dat ik voor ze mocht schrijven. Mijn columns hebben ons veel gebracht. Van de vele mensen die mij naar aanleiding daarvan gemailed hebben, zijn er vijf onze vrienden geworden. Inge: Wat fijn! Voor mij is sinds mijn columns mijn wijk veel meer een dorpje geworden. Mensen kennen mij nu beter. Laatst was er bijvoorbeeld een konijn ontsnapt, en omdat mijn buurtgenoten mijn konijnen kennen uit de columns, komen ze dan vragen of het er een van mij is. Nou was dat niet zo, maar ik was wel de enige die het op kon pakken, en wist waar het wél thuishoorde. Of iemand heeft zich buitengesloten en komt bij mij vragen wie er in de buurt een ladder heeft om mee door een bovenraam te kunnen klimmen. Reuze nuttig voel ik me dan. Dat is toch het voordeel van postbode zijn. Ik hou van dat kleinschalige, in alles. Ik heb trouwens net als jij heel veel reacties op mijn stukjes gehad. Op straat, via e-mail, per post zelfs. En daar ben ik zeer verguld mee.
Wij proosten met onze theemokken: “Op de Heemsteder!”

Wilt u ook een vluchteling helpen met zijn of haar Nederlands? U hoeft geen grammatica te kunnen uitleggen. Als u bereid bent met hen te praten, als vriend of vriendin met hen om te gaan, een keer per week, is dat voldoende. Ze werken zo hard aan onze ‘rare’ taal, en ze willen er zo graag bijhoren. Voor informatie kunt u bellen of mailen naar Clara Wittop: 06-81500886 / clarawk@xs4all.nl.

Inge van Eijk

Op de foto: Inge van Eijk en Kahled ontvangen bloemen van bladmanager Joke van der Zee.